Ik roep al jaren dat ik een boek ga schrijven. Toen ik nog ‘jong’ was, deed ik ooit de uitspraak dat ik mijn eerste boek voor mijn dertigste geschreven zou hebben. Inmiddels ben ik de veertig al ruim gepasseerd, dus ik moet helaas toegeven dat ik dat bij lange na niet hebben weten waar te maken.
Het is overigens niet zo dat ik er helemaal niets aan gedaan heb. Maar achteraf bekeken had het wel veel meer moeten zijn. Toch heb ik ooit best wel een veelbelovend begin gemaakt, al zeg ik het zelf. Een grote lap tekst met ruim 17.000 woorden. In boekformaattaal betekent dat dan dat je op ongeveer een kwart of een derde van je hele boek zit. Maar als je vervolgens niet verder schrijft, weet ik niet of je dat nog steeds zo mag zeggen.
Het probleem bij dit boek zit denk ik een beetje in het feit dat ik destijds maar gewoon begonnen ben. Ik had wel een basisplan, maar verder eigenlijk geen idee waar het uiteindelijk toe zou moeten leiden. In het begin van het schrijfproces was dat nog best leuk. Je liet een van je hoofdpersonages iets doen en plotseling stuurde hij of zij automatisch het verhaal een nieuwe richting in. Wat zelfs het schrijven van het boek een hele belevenis maakte, want het was bijna alsof je er zelf geen invloed op kon uitoefenen. Maar toen kwam het punt waarop de personages het eigenlijk ook niet meer leken te weten. En we met zijn allen een tijdje op elkaar zaten te wachten. In de hoop dat iemand een stap in de juiste richting van het boek zou zetten.
Natuurlijk is het best gek dat je als schrijver een tijdje hoopt dat een verhaal zich als vanzelf zal uitvouwen. Om vervolgens ook nog eens net te gaan doen alsof het aan je personages ligt waarom je boek niet vlot. Zeker als je je bedenkt dat je zelf gewoon alle macht over ze hebt.
Dit weekend ga ik daarom het hele verhaal maar weer eens teruglezen. En kijken of ik deze keer zélf het verhaal in een andere richting kan sturen. Want uiteindelijk heb je daar als schrijver nu eenmaal alle tools voor in handen.